Ze waren het na vijf minuten al met elkaar eens: de officier van justitie, de politierechter en de advocaat van verdachten Mans en Wientjes.

Het was allemaal eigenlijk toch wel kinderachtig.

Zelfs de verdachten moesten deze visie van deze drie musketiers van het recht toch wel heel timide beamen.

Als ze het hadden geweten dan hadden ze die vreselijke "feiten" natuurlijk niet op Emmennu.nl gezet, dat wilden ze wel toegeven, maar excuses, daar kwam het niet van.

 

Wel een grote eensgezindheid dus.
En zo lieten ze allemaal nog doorschemeren, een aangifte is in zo'n geval eigenlijk ook heel kinderachtig. En de advocaat en de officier hielden maar niet op te beweren dat ze het eigenlijk helemaal eens waren over wat zij vonden dat er gebeurd was en hoe dat geduid moest worden.

Alleen trok de officier een andere conclusie dan de advocaat.

Het slachtoffer en zijn raadsman waren geen partij in de strafzaak en dienden hun mond te houden.

Halm als slachtoffer mócht iets zeggen, maar dan alleen over de geleden schade en nadat de rechter al had gezegd dat die te complex was voor hem.

Toen Halm verwees naar zijn raadsman, kon de rechter het niet nalaten die even (geheel onterecht bleek later) te kapittelen over een ontbrekende machtiging.

Die de rechter uiteindelijk, op ingehouden verbaasde aanwijzing van de raadsman, heel zenuwachtig bladerend, toch nog vond in zijn dossier.

Het was gewoon het laatste blaadje uit het dossier en politierechter had daar nota bene al een hele tijd al commentariërend in zitten bladeren.

Maar als je niet zo'n belezen rechter bent, dan ben je zo nog niet aan de laatste pagina toe gekomen natuurlijk.

En wij maar denken dat rechters een dossier bestuderen vóór de zitting.

De griffier was ook niet veel hulp want die wekte al die tijd de indruk alsof hij aan chronisch slaaptekort leed.

Zijn houding verried een ongeloof in de schepping, met name dat een hoofd alleen met steun van de nek op zijn plaats zou kunnen blijven

Het zou me verbazen als hij iets samenhangends over de zitting op papier heeft gekregen.

We zullen het wel nooit weten want een hoger beroep zal er wel niet inzitten, bij een voorwaardelijke straf is dat namelijk nog niet zo eenvoudig.

En de verdachten leken ook wel content met hun veroordeling.

De straf was voorwaardelijk om te voorkomen dat er een hoger beroep komt over zo'n kinderachtigheid.

 

De officier hield een weinig inspirerend betoog, vol discutabele feiten en dito jurisprudenties en het kwam er op neer dat hij zijn keutel maar weer introk.

Hij eiste niet meer 500 euro voor de bewezen smaad maar een lager bedrag dat hij vervolgens verhoogde met 30% omdat Halm formeel juridisch, in de zin van de artikelen van de strafwetgeving, een ambtenaar is.

Daarna verlaagde hij de hele eis weer met een veel groter percentage omdat volgens hem Halm zelf de gewraakte zinsnedes in de pers had herhaald met de naam van de verdachten voluit.

En dat die aldus de zaak verergerd had ten nadele van de verdachten wat volgens de officier tot een aanzienlijke strafvermindering moest leiden.

Halm heeft echter nooit zo'n persbericht uitgegeven, en de herhalingen zijn zoals altijd voor rekening van de pers.

Om maar bij de metafoor van de keutel te blijven een drol van een officier van justitie dus.

 

Sorry hoor, maar dit mag je dus van de officier en de rechter zeggen want dit is een waardeoordeel, dat nog onderbouwd is ook.

En dat kan volgens deze heren nooit laster, smaad en/of belediging opleveren.

Maar het is de vrijheid van meningsuiting die in lijn is met de jurisprudentie van het Europese Hof.

Het Europese Hof vindt volgens deze heren ook dat publieke personen maar een wat dikkere huid moeten hebben dan "gewone" burgers.

De rechter gaf daarnaast ook nog het advies om in voorkomende gevallen het maar te laten voor wat het was.

Want hij deed dat ook altijd als hij zo in de pers werd bejegend en dat kwam nogal eens voor zo betoogde hij.

Waarvan hier akte en ik reken er dan ook op dat ik met dit stukje niet in de problemen kom.

Al ontgaat me de gelijkenis waar het publiciteit in verkiezingstijd betreft tussen een rechter en een politicus.

 

Gek genoeg konden de officier en de advocaat het over één detail niet eens worden.

De officier vond dat artikel 262 punt 3 aan de orde was, maar de advocaat vond eerder artikel 261 punt 3.

De rechter ging weer zenuwachtig bladeren in het wetboek, maar kwam er ook niet uit.

Allicht niet, want artikel 262 punt 3 bestaat niet, dat artikel bevat slechts 2 punten en de advocaat won deze slag al verloor hij de oorlog uiteindelijk.

Gelukkig is de man van deze fout een officier van justitie en niet bv. dakdekker want dan zou het garantieklachten regenen bij justitie.

De rechter smeet na deze controverse het wetboek vervolgens met een smak op zijn tafel alsof hij een statement wilde maken.

Zoiets in de trant van: "ach wat doet het er ook toe, ik weet allang wat ik ga doen".

 

De advocaat kreeg het woord en hield nog een lang en gloedvol betoog (maar niet heus dus) tot een rechter met nog steeds onophoudelijke bladerneigingen.

Vooral Halm moest het van de advocaat ontgelden, de cliënten van de advocaat daarentegen waren onschuldige lieverdjes.

Halm had ook geen nadeel ondervonden van de publiciteit maar eerder voordeel was het betoog, dat bleek volgens hem zelfs uit de overgelegde cijfers!

En, één ding was zeker waar: Halm wás eens verkleed geweest als Napoleon, triomfantelijk wijst hij op het meegebrachte krantenbericht.

Dus de rest van wat zijn cliënten zeiden zal ook wel waar geweest zijn.

Een betoog waar geen vinger tussen kwam hoewel daar toch diverse tussen pasten.

De officier en de rechter vonden, of iets waar was, niet relevant en daar hadden ze een punt want het ten laste gelegde was van laster naar smaad teruggebracht.

Het ging meer om de intentie en die was geen bijdrage tot de politieke discussie, maar eerder een afrekening en bewust schade toebrengen.

Curieus was wel, dat de advocaat Halm van het een en ander beschuldigde, wat pertinent onjuist was, maar zo wil de rechtsgang: Halm was geen partij en mocht zich dus zelf niet verdedigen.

Ook zijn raadsman mocht dat niet.

Die kon nog net naar voren brengen dat Halm juist de schade had weten te beperken en niet de verdachten.

 

Het wordt nog gekker als de officier en de rechter de zelf verzonnen feiten als voldongen aannemen en in de straf(vermindering) tot uiting laten komen!

Zó wordt het slachtoffer die de kosten en moeite neemt om uitwassen als smaad en laster aan te geven dus behandeld in onze rechtspleging.

Dat het effect van de aangifte (en veroordeling) is dat de reacties op Emmennu.nl opeens veel beschaafder zijn geworden wordt kennelijk niet door deze musketiers als positieve bijdrage onderkend.

 

Opvallend incident was nog wel de verspreking van de rechter toen het leek alsof hij Mans en Wientjes ongewild beschuldigde van het gooien van stenen door de ruiten van Halm.

De onderuitgezakte verdachten (en inmiddels veroordeelde daders) veerden op en riepen in koor: "dat hebben wij niet gedaan!".

De rechter suste de zaak gauw maar het gebrom van de mannen hield nog even aan.

Zou de rechter dit bewust hebben gedaan om de heren te laten voelen wat het is om onterecht te worden beschuldigd van iets ernstigs?

Zou hij zo een extra pedagogische draai willen hebben geven aan zijn voorwaardelijke straf?

Of hebben we gewoon te maken met een wat hufterige variant van het soort: rechter? 

Om het met Wientjes te zeggen: ik opteer voor het laatste waardeoordeel.

Het justitiële apparaat deed zich weer eens weinig professioneel voor, jammer dat een slachtoffer de rechtbank niet kan wraken.

 

 

Henk Menger