In de commissie heeft BGE aangegeven dat het te mooi is om waar te zijn, dat ondernemers vragen om een belasting en dus een lastenverzwaring zonder dat zeker is dat die extra lasten ook terug verdiend kunnen worden.

BGE gelooft hier echt niet in. BGE is van mening dat het beschikkingsrecht overeind moet blijven, geen verplichting volgens een belastingsheffing. Je kunt je dan ook afvragen waarom er nu een soort incasso bureau via de gemeentelijke reclamebelasting moet komen. Door deze verordening is nu iedere ondernemer verplicht om hieraan mee te doen.

De wens was, de activiteiten die door de verschillende ondernemers – cq. winkeliersverenigingen worden ondernomen ter promotie van de betreffende winkelgebieden, om die op een meer professionele manier neer te zetten.

Het voorstel zou een draagkracht van 60 % van de totale ondernemers hebben. In de commissie werd door de inspreker de heer Schomaker voorzitter van de koepel gemeld dat het aantal leden van de winkeliersvereniging terug liep. Maar de heer Schomaker werd tussendoor ingefluisterd dat het aantal toch iets groeide. Het voorstel gaat uit van een A tarief van 500 euro en een B tarief van 300 euro.

Waarom is er niet gekozen zoals de PvdA vaak roept de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten? De grote winkeliers of ondernemers die het hardste roepen om deze verordening zouden toch ook met een voorstel kunnen komen om een  X percentage van de WOZ waarde of een percentage van de omzet als heffingsgrondslag voor de reclamebelasting in te voeren?

De sterkste schouders de zwaarste lasten. BGE denkt dat er dan veel meer draagkracht komt van winkeliers die nu niet aangesloten zijn bij de winkeliers verenigingen.

 

Komt er ook nog een tijd dat als de PVDA en CDA niet genoeg leden hebben alle inwoners via een ledenbelasting verplicht lid moeten worden van een van beide partijen? Want de wijze waarop deze verordening tot stand is gekomen zorgt voor een precedent werking waarbij dit mogelijk is.

BGE is van mening dat ondernemers heel goed zelf in staat zijn om te bepalen op welke wijze en tegen welke kosten zij collectieve activiteiten willen realiseren zonder inmenging van de overheid in de vorm van deze belastingheffing.

BGE is tegen dit voorstel.